2.4 Overzicht
In ondertaande tabel 3 wordt schematisch de werking van een aantal micro-organismen weergegeven. Micro-organismen kunnen verschillende eisen stellen aan de omgeving om er te kunnen groeien. Voldoet de omgeving niet aan deze eisen dan zullen bepaalde bacteriën zich niet vestigen of niet groeien. Echter wanneer de omgevingsfactoren gunstig zijn zullen groei en vermenigvuldiging worden gestimuleerd. In de tabel is aangegeven welke voedingsbestanddelen als substraat voor de micro-organismen worden gebruikt en tot welke producten deze worden omgevormd. Temperatuurgrenzen geven aan in welk temperatuurbereik micro-organismen kunnen groeien. Minimum pH is de pH waar beneden de micro-organismen niet meer kunnen groeien. Gedrag ten opzichte van zuurstof geeft aan of micro-organismen zuurstof (aëroob) nodig hebben om te groeien of ook zonder zuurstof (anaëroob) kunnen groeien.
Micro- Organisme |
Omzetting van |
Naar |
Temp. grenzen |
Min. pH |
Gedrag t.o.v. zuurstof |
Melkzuurbacteriën |
Suiker |
melkzuur |
15 – 30 |
3,2 |
Anaeroob |
Betabacterium |
suiker, azijn, koolzuur |
melkzuur |
15 – 40 |
3,5 |
Fac. anaeroob |
Thermobacterium |
Suiker |
melkzuur |
40 – 55 |
3,5 |
Anaeroob |
Bacillus stearothermofilus |
Suiker |
melkzuur |
15 – 40 |
3,8 |
Fac. anaeroob |
Coli-aerogenes Bacteriën |
Suikers |
azijn, alcohol |
15 – 40 |
4,5 |
Fac. anaeroob |
Rottingsbacteriën |
eiwitten |
rottingsproducten |
10 – 50 |
4,5 |
Fac. anaeroob |
Enterobacteriaceae |
Suikers |
o.a. toxinen |
15 - 40 |
4,5 |
Fac. anaeroob |
Clostridium |
suiker, melkzuur |
boterzuur |
20 – 50 |
4,5 |
Anaeroob |
Schimmels |
organische stof |
koolzuur, water |
10 – 55 |
1 – 2 |
Aeroob |
Gisten |
suikers |
alcohol, organisch zuur, koolzuur |
10 – 50 |
1 – 2 |
Fac. anaeroob |
Tabel 3 De werking van enkele micro-organismen